Zo, wiJ bevinden ons nog altijd in 1439. En nog altijd gezond en wel binnen de stad AALST. Want, zoals reeds gezegd vinden wij in dezelfde rekening van genoemd jaar een tweede post, die melding maakt van een spel met zwaarden en dansen. Deze rekeningpost is in het register te vinden vóór de reeds besproken tekst, maar chronologisch valt hij later: de reden waarom wij hem na de vorige bespreken.
Laat ons hem eerst eens nader bekijken en lezen:
(RAB - Rekenkamer 31 437 folio 56 recto nr 4)
Ghegheve(n) ix gheselle(n) van ghenouchten
van binne(n) aelst , die een suverlic spel
op ghestelt hebbe(n) te spelne met zwerd(en)
ende anders, welc speel zy speeld(en) voor den
her(e), voor de wet, ende den notablen vand(en)
stede in hulpen tharen costenxxiiij s(chellingen)
Zoals reeds vermeld in ’t Zw 50 was deze tekst blijkbaar niet bekend aan Frans de Potter en Jan Broeckaert, die er in hun Geschiedenis der Stad Aalst (Gent 1875) niet over spreken. De oudste aanhaling van de tekst is volgens ons te vinden in het reeds aangehaalde (erg zeldzame) werk van Petrus Van Nuffel: Historiek der oude Straten, Markten, Pleinen en Gebouwen der Stad Aalst (Aalst 1914-15). Daarin bevindt zich een artiekel Een zwaardendans in 1439 (pag 196), waarin beide teksten aangehaald worden zonder enige verdere commentaar.
Wat de datering betreft verwijzen wij voor wat betreft het jaar (1439) naar 't Zw 53. Wat de dag en de maand betreft is er geen preciese opgave in de tekst zelf te vinden. De eerste post op folio 56 spreekt echter van 14 september. De uitvoering van het spel heeft dan ook meer dan waarschijnlijk plaats gevonden in het najaar (na 14 september).
Laat ons de tekst nu even analiseren:
ix ghesellen: het getal 9 heeft veel onderzoekers gefascineerd en doen besluiten, dat er negen zwaarddansers aan het werk waren. Maar wij willen er op wijzen, dat dit geenszins uit de tekst zonder meer te halen is. Negen kan betekenen: acht zwaarddanser + 1 muzikant (of 1 nar, als wij aannemen, dat er geen muzikale begeleiding bij onze oudste zwaarddansen hoort), of ook zes zwaarddansers + 2 muzikanten + 1 nar, enz... Het is inderdaad aannemelijk,dat niet alleen de dansers, maar het hele gezelschap beloond werd. Anderzijds behoort negen tot de mogelijkheden: Bruegel tekent immers ook een onpaar aantal dansers: elf...
De aanduiding van het aantal brengt ons dus niet ver. Wij willen er nog op wijzen, dat de uitvoerders blijkbaar niet tot een gilde behoorden of een zelfstandige gilde vormden. Er is slechts sprake van ghesellen, een term die weinig inhoud heeft.
van ghenouchten; het waren gezellen, die de anderen (in casu de Heer, de Wet en de Notabelen) kwamen vermaken.
van binnen aelst: dat is althans duidelijk: het waren Aalstenaars, dit wellicht in tegenstelling tot de gezellen, die aangevoerd werden door de bastaard.
een suverlic spel up ghestelt hebben; voor het woord suverlic verwijzen wij naar onze vorige bijdrage ('t Zw 53). Belangrijker is het feit, dat de Aalstenaars blijkbaar dit spel gekreëerd hebben of althans er een eigen interpretatie aan gegeven hebben.
te spelne met zweerden ende anders: dat er zwaarden in gebruikt werden is duidelijk. Maar wat is anders? Een reep? Andere verbindingen tussen de dansers: bogen, doeken of stokken? Duidt het op een zwaarddansspel? Wie zal het zeggen?
Wel even de aandacht er op vestigen, dat er niet gesproken wordt over dansen, zoals in de andere tekst. Werd er misschien geen muziek gebruikt bij de uitvoering van de Aalstenaars en wel bij deze van de andere groep? Is dit de reden van het niet gebruiken van het woord dansen?
welc speel zy speelden; geen woord over dansen!
voor den here, voor de wet, ende den notablen vanden stede: de uitvoerders waren wellicht niet de eersten de besten, wanneer zij hun spel mogen uitvoeren voor dit belangrijke gezelschap. Bij welke gelegenheid gebeurde dit?
Ook deze tekst is ondanks zijn omslachtige bewoording in feite erg duister en weinig zeggend... Laat ons nog vermelden, dat de afkeuring van de uitgave (zie 't Zw 56) bij deze tekst niet voorkomt. Waarom dan geen latere uitkeringen aan Aalsterse zwaarddansers, die zoals wij reeds aantoonden, alleszins bestonden? Waren die (latere) Aalsterse zwaarddansers misschien van een minder gegoede klasse?
********
Uit al de gegevens,die wij tot nu toe bekeken hebben, is er een héél mooi verhaal te distilleren. Luister: Even voor 1400 wordt de zwaarddans in het Brugse geïntroduceerd door zeelieden. Het gebruik wordt in korte tijd erg populair in het noordelijke kustgebied. Zo populair zelfs, dat een bastaard van de Heren van Gistel er een uitgebreide show van maakt en hiermee op toernee gaat. Bij een uitvoering in Aalst is het sukses dermate groot, dat de Aalstenaars hen nog in hetzelfde jaar imiteren. Op korte tijd rijzen nu de zwaarddansverenigingen op in Oost-Vlaanderen.
Steekt knap in elkaar niet? Wie zich echter de moeite getroost één en ander na te lezen in onze tekstanalyses, zal vlug overtuigd zijn, deze interpretatie naar het domein van de fictie te zenden. En waarschijnlijk wel met reden!
Indien de huidige dansteams, vooral dan deze van de revival, een even pragmatische houding ten opzichte van hun kledij konden aannemen als de Flamborough dansers, dan zouden wij nu teams kunnen zien in jeans in plaats van de fantasierijke en dikwijls erg onpraktische uitrusting waarin vele teams heden ten dage aantreden.
De vroegere teams hadden een gelijkaardige eerlijke opvatting voor wat betreft het uitvoeren van hun dans. Zo speelde de muzikant bijvoorbeeld ook populaire schlagers, vermengd met of gewoon in de plaats van de traditionele melodie. Zijn persoonlijke voorkeur bracht hem ertoe een potpoerrie te spelen van melodietjes, die mits te voldoen aan de voorwaarde, dat ze het juiste dansritme aangaven, werden opgenomen in het gebruikelijke repertorium. Muziekopname laten horen, dat gekende melodietjes als "Fisher Laddie", "Oyster Girl", "British Grenadiers”, "Keel Row" en "Mulberry Bush” toegevoegd werden aan sommige melodieën, die verbonden waren aan de uitvoering door een bepaald dorp of van een bepaalde dans. Zulke melodie is bijvoorbeeld "Lass O’Dallogill", dat gebruikt werd voor één of meerdere delen van tal van dansen uit de streek van Cleveland.
De meeste teams, in herinnering bewaard of nog dansend in 1910 werden begeleid met de concertina of met de viool en trom. Waarschijnlijk dansten nog vroeger de teams op de muziek van de driegatenfluit en trom (pipe and tabor) of misschien zelfs op het unieke type doedelzak, dat in de tweede helft van de 18de eeuw volop in gebruik was in deze streek.
9
In Speurtocht hiervoren hadden wij het over het getal 9, dat opgegeven werd in de stadsrekening van Aalst als aantal deelnemers. Voor de aardigheid drukken wij op de voorpagina een foto van onze eigen groep af, waarop . . . negen dansers aan het werk zijn. Dat was dit jaar in Malton. Wij kregen tot onze spijt geen volledige ploeg tesaam en dansten met negenen. Trouwens ook de franse Bacubert wordt met negen dansers uitgevoerd (zie ’t Zw 26).
REDAKTIE: Renaat Van Craenenbroeck
Vleminckveld 29 - 2000 Antwerpen
Tel. (031)33 61 48