Een eresaluut aan North Skelton.
In de jaren 1920 stond het North Skelton team fel in de belangstelling. Rolf Gardiner, een vorser en een schrijver, bezocht het team even voor Kerstmis 1925. Tegen het einde van de vijftiger jaren publiceerde hij een private publikatie voor een groep, die de Springhead Ring heette. In één van deze Letters from Springhead verscheen in 1959 een artiekel met als titel Homage to North Skelton; a recollection of 1925 (Een eresaluut aan N.S.; een herinnering uit het jaar 1925) waarin hij het volgende schrijft:
Rond drie uur kwamen de mijnwerkers binnengestapt, alleen of per paar, onopvallend, gehaast. Zij waren allen netjes gekleed met schone witte sjerpen om de hals geknoopt en linnen petten. Sinds zes uur vanmorgen waren zij beneden in de mijn aan het werk geweest; de schift was om twee uur ten einde gelopen. Het waren échte volkse typen, met erg interessante gezichten en zij waren uiterst rustig en zwijgzaam met een eigenaardige verwachting in het oplichten van hun ogen. Een blonde, vlotte kerel, mengsel van Kelt en Deen, droeg een doos, waarin de akkordeon; een ander droeg de zwaarden: glanzende stalen wapens, vakkundig getemperd, zo'n 90 centimeter lang en zeer zwaar.(1)
Nu trokken zij hun jassen uit en stonden daar in hun witte hemd en zwarte broek, die eerder hoog in de taille kwam. Ieder droeg een zwarte das, netjes op de plaats gehouden met een gouden kenteken. Zij namen de zwaarden op, betastten ze van eind tot eind, deels als om hun vorm in zich opte nemen, deels als om ze te testen.
De muzikant hield zijn akkordeon klaar op de knieën. Hij wierp een schuwe, zijdelingse blik naar de dansers, rekte dan de concertina languit met eeen diepe lange noot, als een machtig inademen. De mannen keken geconcentreerd naar de punt van hun zwaard en plots kwam de melodie, snel en gepassionneerd. De dansers schoten weg, in rondedans ; de zwaarden sloegen tegen elkaar boven het middelpunt van de dans: één glinsterende bewegende metalen kegel. Er hing elektriciteit in de lucht.
Deze ontegenzeggelijk erg evokatieve besschrijving belicht één van de problemen, die wij ontmoeten bij het onderzoek naar de geschiedenis van de Longsword-dansen. De revival van de volksgebruiken tijdens recentere jaren heeft aan tal van onze gebruiken een romantisch tintje meegegeven. Tintje, dat deze gebruiken nooit gehad hebben of wat ook nooit werd betracht, omdat zij nog doodeenvoudig traditie waren. Het romantische beeld van teams van toegewijde dansers, die met entoeziasme het lokale gebruik verdedigden is ver te zoeken. Notities uit de jaren 1890 tonen aan, dat de voornaamste reden van het op toer gaan met de zwaarddans het ophalen van geld was.(2)
Zo zijn er gegevens bekend over teams, die omhalingen deden ten voordele van de lokale armen en behoeftigen. Ja, tot op de dag van heden steunen zekere teams de lokale liefdadigheidsinstellingen; iets wat steeds moeilijker is geworden door het invoeren van kollektevergunningen door de lokale besturen. (3) De kontrole op het kollekteren was noodzakelijk geworden om er de hand te kunnen aan houden, maar dit ging spijtig genoeg regelrecht in tegen de spontaneïteit en het informele, dat een opvallend kenmerk van de danstoeren in vorbije dagen.
Boerenknechten werden gewoonlijk ontslagen na de Kerstdagen en geen werk betekende destijds ook geen loon! Daar kwam nog bij, dat in sommige streken de stakingen van de mijnwerkers er de oorzaak van waren, dat men krap bij kas kwam te zitten en dat men daarenboven hopen vrije tijd ter beschikking had. Zo gingen de Longsworddansers dan op toer, meer dan eens begeleid door een aanzienlijk uitgebreide groep extra personages. Het voornaamste doel was: geld rondhalen.
Zo is er geweten van een toer door een groep van Goathland, waaraan naar schatting méér dan 100 man deelnam! Dit aantal behelsde minimum twee dansteams, begeleid door enkele van die traditionele personages van het zwaarddansspel als de Koning en zijn Koningin, de nar en de oude vrouw, die de naam Betsy droeg. Zoals in vele gebruiken, die een rituele ondergrond hebben werden ook de vrouwelijke figuren uitgebeeld door mannen in vrouwenkleren. De groep bevatte verder tal van muzikanten, vaandeldragers en een grote groep klowns. die men Toms noemde.
Een kleinere groep was regelmatig aan het werk in de buurt van Sleights en werd er gefotografeerd in 1910. De dansers waren begeleid door een hele hoop Toms; maar nergens is er sprake, dat er personages uit de Mummers plays (4) zouden aan deelgenomen hebben. De elegant geklede koning en zijn ega wandelden aan het hoofd van de stoet om het geheel enige waardigheid te verlenen. Het zicht van een horde van 40 of meer Toms, die het koninklijk paar volgden moet deze indruk wel vlug teniet gedaan hebben. Deze Toms hadden toch hun gezicht zwart of rood gemaakt en waren gekleed in kostuums, bedekt met een oneindig aantal veelkleurige lapjes. Daarenboven rammelden zij oorverdovend met hun kollektebussen en eisten een bijdrage van ieder huis onderweg en van iedere verbaasde voorbijganger.
verzamelig
Voor wie er prijs op stelt, hebben wij nog een aantal eksemplaren beschikbaar van oude nummers. Wilt ge dus ontbrekende of zoekgeraakte nummers aanvullen, dan is het nu het moment. Bel zonder uitstel Renaat (233 61 48) en ze worden u prompt toegezonden.
Hierbij een overzichtje van de nog voorhanden nummers:
13, 14, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31
32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43 en 44.
In het boek Vastenavond en carnaval van A. P. Van Gilst (Veenendaal 1964) vonden wij volgende straffe historie.
Wij geven ze weer zoals in het boek aangehaald, want het ontbreken van enige bronaanduiding maakt ons kontrole voorlopig onmogelijk.
In een Drents plakkaat van 3 febr. 1614 worden zwaarddansen en andere vastelavondgebruiken verboden op straffe van een boete voor de inwoners van Drenthé, terwijl er voor de vreemdelingen een andere straf gold:
"Ende dat de sweertdansers, van buten dese landtscap incoemende, bij de schuiten (=schouten) ter plaetzen, alwaer sij deselve binnen haere schultampten sullen connen ofte weeten te betrappen, terstondt sullen worden geapprehondeert ende alhijr tot Assen ofte Coevorden geschickt, die alsdan acht daegen tot waeter ende broedt geset sullen wordden."
Een gewaarschuwd man is er twee waard en als wij ooit eens in die richting zouden uitgenodigd worden, zullen wij veiligheidshalve onze rechtskundige advizeur opdracht geven na te gaan of het geciteerde plakkaat wel degélijk en goed is ingetrokken. Eén en ander laat zich niet zo gemakkelijk uitleggen op uw werk, als ge na een dikke week, mager tot op de graat, terug uwe neus binnensteekt... Tussen de gebruikelijke haakjes toch even opmerken, dat het rondtoeren met zwaarddansen, waarvan sprake in het eerste artiekel van dit blaadje, blijkbaar ook in Drente aan de orde van de dag was! Zij het dan ook, dat het hier gaat over een bericht uit de zeventiende eeuw...
Redaksie:
Renaat Van Craenenbroeck
Vleminckveld 29
2000 Antwerpen